Symposia/Congressen

Symposium 'Korte lontjes in de klas'

Datum: Woensdag 9 en dinsdag 29 november 2016
Tijd: 12.30 - 16.30 uur
Locatie: Hotel Van der Valk Vught (9/11) en Hotel en Congrescentrum de ReeHorst (29/11)
Voor wie: voor iedereen die met jongeren werkt
Registerleraar.nl: 3 registeruren

Impressie symposium 'Korte lontjes in de klas'

Een zoektocht naar het succesvoller omgaan met leerlingen met korte lontjes

Dagvoorzitter Ivo Mijland opende de dag met de opmerking dat het belangrijk is om aandacht te schenken aan omgaan met korte lontjes, als korte lontjes het zo ver kunnen schoppen. Met een korte oefening gaf hij de zaal ruimte om het eigen korte lontjes gevoel even af te schudden, om met een lang lontje te kunnen leren van Hans Kaldenbach en Amar Al Jouri.

Symposium 'Korte lontjes in de klas'

Symposium 'Korte lontjes in de klas'

Hans Kaldenbach

Op energieke wijze startte de middag met de vraag: hoe hoor je eigenlijk een hand te geven. Kaldenbach maakte duidelijk dat wij een nogal duidelijk beeld hebben over hoe het hoort. De hand moet verticaal, je moet aankijken wegkijken aankijken, er moet een zeker mate van stevigheid zijn. Met een hand wordt duidelijk of je weet hoe het hoort. Tien elementen spelen daarbij een rol. Als je van onbesproken blad bent, kom je nog weg met een score onder 10 uit 10. Maar zodra er een smetje aan zit, word je keihard veroordeeld. Op driejarige leeftijd leren we onze kinderen al hoe het moet. “Geef eens een normale hand”, zeggen we dan. Maar niet iedereen leert hetzelfde over een hand. Een vrouw uit Iran kan een ferme handdruk zelfs als intiem ervaren en dus niet passend. Kaldenbach maakte op hilarische wijze duidelijk, samen met acteur Amar, dat het er toe doet iets te weten over hoe mensen een hand geven. “Inspelen op de verschillende kijk op een handdruk heeft niets te maken met aanpassen, maar met professionaliteit,” zo gaf de spreker aan. Als je iets wilt doen met het korte lontje, zal je nieuwsgierig moeten zijn naar wat er aan de andere kant van het gesprek plaatsvindt. Leerlingen, ouders en collega’s met korte lontjes hebben de stellige overtuiging dat de ander hem of haar niet mag. Er is een overtuiging dat dat zo is en vervolgens wordt er gekeken naar de opvoeder vanuit dat perspectief. De persoon met het korte lontje ziet dan alleen dingen die zijn beeld bevestigen en is blind voor wat er ook is. Volgens Kaldenbach zijn de leerlingen met korte lontjes kinderen met onvoldoende innerlijke stabiliteit. Ze vertrouwen de wereld niet, en hebben dus behoefte aan een betrouwbare wereld. Een wereld waarin juist wel stabiliteit en liefde is. Hoe hardnekkig onze kijk op de wereld is, illustreert Kaldenbach met een bord met daarop de tekst. Bijna iedereen in de zaal leest het bord voor als Pas op voor de hond. Maar er staat pas op voor de de hond. “Als je de overtuiging hebt dat je het goed ziet, blijf je het verkeerd zien. Overtuigingen zijn hardnekkig” Dat er meer korte lontjes zijn dan vroeger (de deelnemers gaven vooraf aan dat dertig procent van de kinderen eerder aangebrand reageert), heeft volgens Kaldenbach te maken met de veranderende samenleving. Vroeger was de relatie tussen leraar en leerling verticaal. Boven/tegen in de roos van Leary. Nu is hij veel meer horizontaal. “Als je vroeger tegen een leerling zei dat hij de kauwgom weg moet gooien dan deed hij dat. Tegenwoordig kan dat voer voor discussie zijn.” In de trein zit een jonge meid. Een oudere dame zegt “zie je niet dat ik slecht ter been ben, je hoort voor mij op te staan”. De jonge dame kreeg vroeger van haar moeder te horen: “sta op!” Nu hoort ze: “als die mevrouw het niet netjes kan vragen, blijf je maar mooi zitten”.

Symposium 'Korte lontjes in de klas'

Symposium 'Korte lontjes in de klas'

Kaldenbach introduceert de term judo- en karateaanpak. Bij judo beweeg je mee, bij karate vecht je terug. Bij de karateaanpak maak je duidelijk dat met jou als docent niet te sollen valt. Op sommige momenten zeer effectief en ook nodig. Maar bij leerlingen met korte lontjes vaak eerder een uitnodiging om te gaan vechten. Een leerling die op de grond spuugt gaat dan tegensputteren.

Leerling: “Dat heb ik niet gedaan.”
Leraar: “Ik zag het toch?”
Leerling: “Moet u niet naar Pearle of zo.”

Bij korte lontjes is het vaak zinvol om te strijden, omdat het aanzien geeft in de groep. Voor het oog van de leraar hardop sorry zeggen is geen optie. “Een leerling met een kort lontje moet in de ontmoeting met de leraar voelen dat de leraar hem een goede jongen vindt. Je pakt dan de regie niet op basis van macht, maar op basis van verbinding.” In een volgende praktijksimulatie met Amar werd duidelijk wat er gebeurt als je gaat wijzen naar de leerling en ook strak gaat aankijken. Het bleek explosief uit te pakken. Als je strak blijft kijken is het al snel oorlog en als het oorlog is tussen twee mensen kun je niet verbinden.

Symposium 'Korte lontjes in de klas'

Symposium 'Korte lontjes in de klas'

Je kunt de wind niet veranderen maar hoe de zeilen staan bepaal je zelf. Deze bekende uitspraak sluit naadloos aan bij de visie van Kaldenbach. Een leerling met een kort lontje registreert alleen of je voor of tegen hem bent. Als je je energie steekt in het veranderen van de wind (die leerling moet normaal doen), besluit de leerling dat je tegen bent en gaat het dus harder waaien. De wind van de zeilen veranderen betekent dat je aan de kant van die lastige leerling kunt staan.

Burgerschoolcultuur staat dwars tegenover straatcultuur. Dat is wellicht het aller lastigste van korte lontjes. Op straat is het tonen van een kort lontje een kracht. Je bent dan een held. Op school ben je een vervelende leerling. Dat betekent dat als je een leerling vraagt een propje op te ruimen, dat die leerling in conflict kan komen.

Leraar: “Ruim dat propje even op.” (schoolcultuur: zal ik doen meneer)
Leerling: “Heb ik niet gedaan meneer!” (straatcultuur: laat je de les niet lezen)
Leraar: “Nou en, ik vraag je gewoon om het op te ruimen.” (schoolcultuur: je krijgt nog een kans om een groter probleem te voorkomen)
Leerling: “Doe het lekker zelf.” (straatcultuur: ik zal mijn matties laten zien dat ik sterker ben dan hij)

Symposium 'Korte lontjes in de klas'

Symposium 'Korte lontjes in de klas'

Zorg dat je het klein houdt en dat de leerling met het korte lontje ervaart dat je hem respecteert. En als het ergens echt dreigt te escaleren, zorg dan dat je altijd een fluitje in je zak hebt. Door daar heel hard op te blazen verleg je de aandacht van het incident naar het fluitje. En wat als een leerling zegt: “Ik maak je dood!”? Weet dan dat die woorden voor de leerling iets anders betekenen dan voor jou. Zeker als je er vanuit verschillende culturen naar kijkt. In sommige culturen is dat een normale manier om duidelijk te maken dat wat je vraagt ernst is. “Ruim je kamer op of ik maak je dood.” Wij moeten ons realiseren dat we deze kinderen al op jonge leeftijd kunnen leren dat deze woorden voor ons anders klinken. Vind je dat dat niet eerlijk is, en dat die andere cultuur zich maar aan jou moet aanpassen. Realiseer je dan dat wij met andere woorden hetzelfde gedrag vertonen. Met groot gemak zeggen we “val dood”, “hij kan kapot vallen’’, “ik kon hem wel wurgen”.

Bekijk hier de PowerPoint presentatie van Hans Kaldenbach » (PDF)

Een inspirerende dag, met inspirerende mensen en een enthousiast publiek.